In het eerste deel hebben we gezien hoe Yoshio Sugino tot bloei kwam, van een leuke kleine druktemaker tot een bijzonder getalenteerde en erg jonge budomeester.
In 1935 richtte de toenmalige minister van Justitie de prestigieuze Vereniging ter Promotie van de Klassieke Japanse Krijgskunsten op. Deze vereniging regelde allerlei promotionele activiteiten, o.a. budo-dagen met allerlei demonstraties bij bekende tempels. In 1937 of ’38 regelde deze vereniging een demonstratie in het keizerlijke paleis. Sugino deed mee met de demonstratie Yoshin Koryu jujutsu en de demonstratie Katori Shinto ryu en werd allengs steeds bekender.
Rond 1940 gaf hij voltijds les in kenjutsu, aikido, judo en naginatajutsu. Hij stond erom bekend dat hij fouten van leerlingen door de dojo kon bulderen en iemand de mantel uit kon vegen ten overstaan van de hele groep. En vervolgens de verkeerde techniek onder zijn toeziend oog net zo lang kon laten herhalen tot het aan zijn minimum voldeed. Het was hard werken in zijn dojo.
Overigens was hij ergens tussen 1927 en 1940 gestopt met judo-les geven. Hij zei daar later over dat hij ontevreden was geworden over het judo. Hij wilde budo trainen – en doorgeven. Budo, geen sport. Over het verschil tussen die twee, zei hij later in een interview:
Wat mij betreft zijn judo en kendo geen budo. Ze zijn te ver afgeweken van de essentie van Budo.
[..]In wedstrijden zijn er regels, die ervoor zorgen dat er geen enkel gevaar is voor iemands leven. In kendo draag je bescherming. Handen, gezicht, romp. Hoe vaak je ook raak slaat buiten de aangewezen gebieden – oftewel, de gebieden zónder bescherming – daarvoor krijg je nooit een punt. Om die reden kun je vrij vechten, in complete vrijheid, veiligheid en zonder te vrezen voor je leven. [..] Wat afgebakend wordt door regels, is sowieso een sport. Uiteindelijk komt het er op neer dat, omdat er geen gevaar voor je leven is, iedere lafaard kan ontspannen [en zo vechten]
Maar de ware aard van Budo is anders. Bedenk, dat het kruisen van echte zwaarden, dat dit de oervom is waaruit het geboren is, dat je leven in gevaar was. Om die reden had je altijd een confrontatie op leven en dood. In dat ene moment probeer je een mentale staat te bereiken waarin de geest volledig geconcentreerd is op één puint, In religieuze termen bereik je een staat waarin de banden met geboorte en dood worden losgelaten waardoor je vrij en onbelemmerd met het zwaard kunt slaan. Om die reden werden wedstrijden niet aangemoedigd, of mogelijk. Als je het deed, waren er geen alternatieven behalve doden of gedood worden. In het beste geval zou iemand er gehandicapt uit komen. Gevechten uit die periode, met uitzondering van gevallen waarin er een extreem verschil in niveau was, eindigden meestal in een enkele ademhaling. Het was in ieder geval zeker niet dat wat je in films of op een podium ziet. Er is geen twijfel over mogelijk dat het simpel was, met heel weinig bewegingen…
Tweede Wereldoorlog
Sugino werd wel ingedeeld bij het leger, als logistiek soldaat, maar gedurende de hele oorlog werd hij nooit opgeroepen. Hij noemde dat geluk, achteraf. Of van hogerhand werd tegengehouden dat hij actieve dienst in moest, is een mogelijk scenario, maar puur giswerk. Wel zag hij meer en meer leerlingen naar het front verdwijnen. Behalve emotioneel, was dat ook financieel zwaar.
Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog, toen Japan binnen bereik van de Amerikaanse bommenwerpers kwam, werd Kawasaki, o.a. vanwege de scheepswerven, zwaar gebombardeerd. Yoshio Sugino verloor zijn dojo en praktijk. Hij vertelde later dat hij bij het bombardement nog de dojo in gerend was en naar buiten kwam met een armvol naginata en yari, die zeker niet verloren mochten gaan! Het gezin vluchtte naar Fukushima. Van de ene overvolle trein overstappend in de volgende, waarbij Sugino de nodige boze blikken kreeg, door die onhandige grote bundel lange wapens die hij meedroeg. Uiteindelijk kwamen ze in Fukushima aan en startte Sugino daar een dojo en bottenzet-praktijk op.
In 1945, na de oorlog, keerde hij terug naar Kawasaki. Door de oorlog waren er genoeg patiënten voor zijn praktijk en langzaam krabbelde Sugino – en Japan – weer op. Het heeft hem veel verdriet gedaan, dat veel van zijn leerlingen uiteindelijk aan het front gesneuveld waren. De dojo was is het begin dan ook erg slecht bezocht. Sterker nog, in eerste instantie werd iedere vorm van vechtsport door de Amerikanen verboden. In 1946 werd dan ook de Nippon Butokukai, het overkoepelende orgaan voor Japanse krijgskunsten, opgeheven. En pas in 1950 had Sugino zijn dojo herbouwd.
Hoewel Sugino niet had gevochten werd hij ook rechtstreeks getroffen door de Amerikaanse bezetting van Japan: eerste moesten alle soldaten hun wapens, inclusief zwaarden, inleveren. Later kwamen de burgers aan de beurt. De Japanners dachten dat dit een tijdelijke maatregel was. Zwaarden werden netjes van een kaartje voorzien, van de eigenaar. Maar Amerika, of misschien beter: MacArthur, wilde alle zwaarden vernietigen. De Amerikanen waren, zeker in het begin, bang in de nacht afgemaakt te worden. Deze zwaarden werden omgesmolten of in de Baai van Tokyo gegooid. Letterlijk. Een deel daarvan is een paar jaar later weer opgevist, maar was door het zoute zeewater al onherstelbaar beschadigd. Een groot deel verdween ook naar het Westen, meegenomen als souvenir door Amerikaanse soldaten, of zelfs op de kade, vlak voordat ze het water in gegooid zouden worden, door Westerse verzamelaars voor een prikkie opgekocht.
Het heeft even geduurd, voor de Japanners MacArthur overtuigd hadden, dat de oude zwaarden kunstvoorwerpen waren en in Japan gezien werden als één van hun belangrijkste culturele schatten. Het vernietigen werd stopgezet, maar voor veel zwaarden was het al te laat. En ook daarna bleven zwaarden naar het buitenland verdwijnen. Sugino vertelde hierover in een interview. Ook hij had zijn familiezwaarden in moeten leveren. En ook hij, vervolgde hij verdrietig, heeft zijn familiezwaarden nooit meer terug gezien.
En op dezelfde wijze heeft het ook jaren geduurd, voordat alle verschillende budo-vormen weer werden toegestaan. Met lobbyen, smeken, uitleggen,… langzaam maar zeker herwonnen de Japanners hun erfrecht en konden ze stoppen met trainen in verduisterde achterkamers en weer echte dojo openen.